
Jurisprudentie
BB5835
Datum uitspraak2007-10-17
Datum gepubliceerd2007-10-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200700715/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-10-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200700715/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 30 september 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Zevenaar (hierna: het college) geweigerd vrijstelling te verlenen aan een herziening of een vrijstelling van het bestemmingsplan voor het oprichten van een woning op een perceel aan de [locatie] (hierna: het perceel).
Uitspraak
200700715/1.
Datum uitspraak: 17 oktober 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Zevenaar,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 06/2984 van de rechtbank Arnhem van 18 december 2006 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Zevenaar.
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 september 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Zevenaar (hierna: het college) geweigerd vrijstelling te verlenen aan een herziening of een vrijstelling van het bestemmingsplan voor het oprichten van een woning op een perceel aan de [locatie] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 20 april 2006 heeft het college het door appellant daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard voor zover het is gericht tegen het gelijkheidsbeginsel en gegrond voor het overige met nadere motivering van het besluit.
Bij uitspraak van 18 december 2006, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 25 januari 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 16 februari 2007. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 29 maart 2007 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 september 2007, waar appellant in persoon en het college, vertegenwoordigd door mr. J. Steenhuis, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Op het perceel staat een kassencomplex met een oppervlak van ongeveer 2000 m2 dat appellant voornemens is te slopen teneinde de woning te kunnen bouwen. Het bouwen van een woning op het perceel is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied 2000", zodat een vrijstelling noodzakelijk is.
2.2. Het college heeft bij zijn besluit om geen vrijstelling op grond van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) te verlenen, betekenis toegekend aan de op 6 juli 2005 door de gemeenteraad vastgestelde "Ruimtelijke visie Heilige Huisjes en Zuiderlaan 2005" (hierna: ruimtelijke visie).
2.2.1. In de ruimtelijke visie wordt vermeld op welke percelen langs de Heilige Huisjes en de Zuiderlaan op de grens van stad naar platteland woningbouw is toegestaan met het oog op het behoud van doorzichten naar het achterliggende landelijk gebied. Het verlenen van vrijstelling zoals door appellant gewenst past niet in deze visie.
2.3. Appellant betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college bij zijn besluit om geen vrijstelling te verlenen, geen rekening mocht houden met de ruimtelijke visie, aangezien deze niet is gepubliceerd.
2.3.1. Dit betoog faalt. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden overwogen dat niet valt in te zien dat het college geen rekening kon houden met de ruimtelijke visie. Het gegeven dat de ruimtelijke visie niet kan worden aangemerkt als een samenstel van beleidsregels biedt geen grond voor het oordeel dat het college deze niet aan de weigering van de vrijstelling ten grondslag mocht leggen. Er bestaat immers geen rechtsregel die gebiedt dat het college alleen rekening mag houden met gepubliceerd beleid.
Anders dan appellant aanvoert heeft het college bij de beslissing op bezwaar niet slechts verwezen naar de ruimtelijke visie doch uitvoerig gemotiveerd waarom het verzoek is afgewezen.
De omstandigheid dat thans geen doorzicht bestaat brengt niet mee dat bij sloop van het kassencomplex het college gehouden is een vrijstelling te verlenen voor de bouw van een woning.
Dat appellant door de bouw van de woning in staat wordt gesteld mantelzorg te verlenen biedt evenmin grond voor het oordeel dat vrijstelling niet kon worden geweigerd. Het gegeven dat de rechtbank over het ter zake gestelde geen inhoudelijk oordeel heeft gegeven kan derhalve niet leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.
De verwijzing die appellant ter zitting heeft gedaan naar een bouwplan voor een woning aan de Pannerdenseweg, waarvoor een ontwerpbesluit tot vrijstelling ter inzage heeft gelegen, leidt niet tot een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel, reeds omdat het college voldoende heeft gemotiveerd waarom geen sprake is van gelijke gevallen.
2.3.2. Uit het vorenoverwogene volgt dat het college appellant niet in de gelegenheid behoefde te stellen het verzoek van een nadere ruimtelijke onderbouwing te voorzien. Het daartoe strekkende betoog treft geen doel.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Lodder
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2007
17-560.